Nacht #15
een zeearend en een hond
kropen uit een berg afval
de hellehond keek zwijgzaam toe
hoe ik gebroken vleugels
maakte voor de zeearend
die af en toe
perfect wit schuimende golven scheet
op mijn zeegroen tapijt
de hond liet zich genoegzaam kneden
hij schuurde tegen mijn scheenbeen
gelijk katten doen
net zo lang
tot hij scheef stond van genot
toen ik haar naam liet vallen
werden hun ogen groter
de hond kwispelde rusteloos met zijn staart
de arend begon schril te piepen
alles aan haar is vergroeiing
verbrokkeling
een uiteenvallen
met een hart vol vuur
waaraan vele mannen hun vingers warmen
en terwijl dit alles
aan deze kant van die hete kleine wereld speelt
stapelen twijfels en verdriet zich op
in een hart dat aan de andere wereldkant peinzend klopt
haar rechtschapen ogen roepen geluidloos
ik luister
wanneer de bel gaat
vliegt de arend op
scheert over een zeilboot
die midden een oceaan dobbert
vol angstige zielen
de hond verdwijnt lachend
in een gat in de aarde
ze komen vast en zeker terug
daar twijfelt niemand aan
[Alain Pringels, 2021]